Twee jaar geleden waren opkoopfondsen en agressieve hedgefondsen oppermachtig.
De ruime beschikbaarheid van krediet en lage rentestanden maakten het voor
bedrijfssaneerders met goedgevulde zakken mogelijk vrijwel elke
beursgenoteerde onderneming te bedreigen.

De kredietcrisis heeft de macht van private equity-investeerders doen
afkalven, want bedrijven van de beurs halen met veel geleend geld is een
stuk moeilijker geworden. Maar de agressieve opstelling van opkoopfondsen
heeft wel zijn sporen nagelaten.

Druk om schuld te maken
Tot medio 2007 was het voor beursgenoteerde bedrijven riskant om veel geld in
kas te hebben. Opkoopfondsen zagen een volle kas doorgaans als een extra
bonus bij een mogelijke overname. Ondernemingen die al veel schulden hadden
waren minder aantrekkelijk voor private equity-bedrijven.

In dit spel bleven alleen de echte beursreuzen buiten schot. Bedrijven die
twee jaar geleden een beurswaarde hadden van veertig miljard euro of meer
waren voor opkoopfondsen doorgaans een maatje te groot.

Weekblad The
Economist
constateerde afgelopen donderdag dat de grootste
niet-financiële bedrijven in de Verenigde Staten, waaronder oliefonds
ExxonMobil en softwaregigant Microsoft, ogenschijnlijk goed gepositioneerd
zijn om de crisis door te komen. Ze hebben veel geld in kas en weinig
schuld. Juist de grootste Amerikaanse bedrijven hebben de afgelopen jaren
weinig last gehad van opdringerige opkoopfondsen.

Gaat dat ook op voor Nederland?

Shell robuust
Voor het grootste fonds van de Nederlandse beurs, energieconcern Shell, lijkt
de vergelijking inderdaad passend. Overname van Shell door private
equity-partijen is nooit een realistisch scenario geweest. Ook na de grote
beursklap van 2008 kan Shell nog bogen op een imposante marktwaarde van zo'n
62 miljard euro.

De lagere olieprijs zorgde in de eerste drie maanden van dit jaar weliswaar
voor minder inkomsten, maar de balans oogt nog zeer sterk. Uit de afgelopen
woensdag 29 april gepubliceerde kwartaalcijfers blijkt bijvoorbeeld dat
Shell's kaspositie per 31 maart 15 miljard dollar was. Nog altijd meer dan
het totaal aan langlopende schulden, dat eind maart 13,8 miljard dollar
bedroeg.

Akzo worstelt
Vergeleken met Shell heeft verf- en chemieconcern Akzo Nobel het zwaarder.
Onder leiding van topman Hans Wijers maakte het AEX-fonds de afgelopen twee
jaar een metamorfose door, waarbij farmadochter Organon werd verkocht en de
verftak werd versterkt met de aankoop van het Britse ICI. Bij de timing van
deze omslag speelde druk
van kritische investeerders
nadrukkelijk mee.

Op de beurs is Akzo dezer dagen zo'n 7,5 miljard euro waard. Twee jaar geleden
zou dat een hapklare brok zijn geweest voor opkoopfondsen, maar in het
huidige financiële klimaat hoeft Akzo Nobel zich minder zorgen te maken om
vijandige aanvallen van buitenaf.

Uit de 23 april gepubliceerde kwartaalcijfers blijkt dat Akzo per 31 maart
netto zo'n 1,2 miljard euro aan langlopende schulden had.

De bedrijfswinst over het eerste kwartaal bedroeg 296 miljoen euro. Is dit
maatgevend voor het hele jaar dan verdient Akzo in 2009 een bedrag dat
ongeveer even groot is als de resterende netto langetermijnschuld. Niet
dramatisch, maar het vergt wel de nodige stuurmanskunst om veilig de
recessie door te komen.

TNT en Unilever
Komende week volgt een nieuwe test. Maandag publiceert post- en expresconcern
TNT de eerstekwartaalcijfers. Donderdag is het de beurt aan soep- en
zeepconcern Unilever.

TNT is een bedrijf dat al jaren met argusogen wordt gevolgd door activistische
aandeelhouders. Met een actuele beurswaarde van iets meer dan vijf miljard
euro is het bedrijf nog een maatje kleiner dan Akzo Nobel.

De financiële positie van TNT was eind 2008 vergelijkbaar met die van Akzo. De
langetermijnschuld, verminderd met de kaspositie, bedroeg 1,3 miljard euro.
Dat was ongeveer evenveel als de bedrijfswinst, exclusief afschrijvingen,
over dat jaar. Komende maandag mag TNT laten zien of de afkalvende winst tot
aanpassing van de schuldpositie noopt.

Was- en voedingsmiddelenconcern Unilever komt donderdag met de
kwartaalcijfers. Unilever is een maatje lichter dan Shell, maar is met een
beurswaarde van zo'n 23 miljard euro wel één van de grootste beursfondsen in
Amsterdam.

Analisten vragen zich regelmatig af of Unilever niet beter af is als het
concern wordt opgesplitst in een voedingsspecialist en een onderneming die
zich richt op persoonlijke en huishoudelijke verzorging. Topbestuurders van
Unilever hebben deze suggestie tot nog toe met succes afgewimpeld. Ook voor
Unilever geldt dat opkoopfondsen nooit een serieuze bedreiging zijn geweest
voor de zelfstandigheid.

Hoewel ook Unilever last heeft van de recessie, geldt net als bij Shell dat de
financiële positie sterk oogt. De bedrijfswinst exclusief afschrijving kwam
afgelopen jaar uit op ruim acht miljard euro, bijna het dubbele van wat er
aan langlopende schulden uitstond als je de kaspositie van het bedrijf
meerekent.

Uiteraard geldt ook voor grote bedrijven als Shell en Unilever, dat de
economische crisis de winsten onder druk zet. Maar degenen die de afgelopen
jaren de druk konden weerstaan om al te veel
schulden aan te gaan
, hebben een streepje voor.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl